de_wolvenpagina006003.jpg de_wolvenpagina006002.jpg de_wolvenpagina006001.jpg
In deze aflevering is het vervolg van het interview te lezen dat ik mijn moeder eind 1998 heb afgenomen. Even terugkomend op de vorige aflevering: de daders die de peentjes hebben opgegeten en het groen in de aarde hebben teruggestopt, hebben zich nog niet gemeld. Sommige ooms, destijds kleuter, wisten het zeker dat zij het niet waren. Misschien een zaak voor commissaris Derrick of Maigret?

De Tweede Wereldoorlog is aan het gezin Rieken niet ongemerkt voorbij gegaan. Vooral de hongerwinter van ’44/’45 heeft invloed gehad op de gezondheid van de verschillende gezinsleden.

T. Ton: “Opa leed in de hongerwinter aan hongeroedeem; zijn benen waren helemaal opgezet van het vocht. Hij kon daardoor niet meer werken en lag lange tijd verzwakt op bed. In die tijd gingen Oma, Nol en ik in het Sterrenbos takken halen om suikerbieten op te koken. Sommige mensen zaagden hele bomen om, maar daar hadden wij de kracht niet voor. Wij verzamelden de takken die anderen hadden laten liggen. Die takken werden vervoerd in de door Opa gemaakte kinderwagen voor de tweeling. Die kinderwagen reed echter zo zwaar, dat alleen het voortduwen van die wagen ons al veel moeite kostte. Ondertussen paste Opa thuis op de tweeling.”

Het relaas van de bomenkap in het sterrenbos doet mijn vader ook een verhaal te binnenschieten. O. Kees: “Op een gegeven moment plaatsten ze op de Wiltonhallen camouflagenetten. Daarbij gebruikten ze prachtige dennenbomen, waar ze stukken van overhielden. Als je nu zorgde dat je er altijd ’s morgens vroeg bij was, dan hoefde je geen boom om te zagen. Die endjes van die boomstammetjes hoefde je alleen maar mee naar huis te nemen, en daar te zagen. Dat was een makkelijke manier. Die stammen waren soms nog wel erg zwaar, en wij liepen terug altijd door de Vondellaan, dat weet ik nog zo goed. De eerste ochtend moesten we even rusten, en lieten we samen die boom vallen die we op ons nek hadden, wat natuurlijk een geweldige klap gaf. En op de Vondellaan nummer 3, dat is een klein vrij huisje, vlak bij de B.K.laan, lieten we die boomstam vallen, ‘BOEM’, op de stenen. En gelijk die mevrouw in haar nachtjapon boven voor het slaapkamerraam tikken: ‘willen jullie dat niet meer doen, en dit en dat’. Zij dacht natuurlijk aan haar mooie tegeltjes voor de deur. Had dat mens nou maar niet getikt, want iedere keer als we naar het Sterrenbos waren geweest, dan verheugden wij ons er al op, om bij Vondellaan nummer drie die boom met een grote klap van onze schouders af te laten vallen. Ze bleef altijd maar tikken en met haar vuist zo doen.” (terwijl hij dat zegt maakt o.Kees het gebaar van een gebalde vuist).

In de stemming gekomen biecht even later t.Ton haar enige diefstal op: “één keer heb ik samen met mijn jeugdvriendin Annie Steenhouwer en nog wat andere vrienden en vriendinnen illegaal een kleine boom omgezaagd. Stiekem is die boom toen bij een zus van iemand in de tuin gegooid, waarna wij slechts naar de Heenvlietsestraat hoefden te lopen om van die boom takjes af te halen. Ja, je moest toen oppassen voor andere mensen. Om in leven te blijven vocht iedereen om bomen en om eten.” Toen de oorlog voorbij was konden kinderen uit de steden die honger hadden geleden een aantal weken ‘bijeten’ bij boeren elders in het land. “Zo zijn Theo en Henk nog naar de boeren gegaan. Nol en ik barstten ook van de honger, maar wij werden niet uitgekozen. Oorspronkelijk zouden trouwens Nol en Theo gaan, maar over Nol zeiden ze: ‘die ziet er nog zo best uit, dan wonen hier nog honderden kinderen die het harder nodig hebben!’ Waarop oma zei: ‘nou, dan heb ik er thuis ook nog wel eentje die het harder nodig heeft; die is ook niet dik’. Van Oma moest ik toen hard naar huis toe lopen om Henk te halen en voor hem een koffertje in te pakken. Binnen drie kwartier moest ik met Henk terugzijn op de Burgemeester Knappertlaan, tegenover het huis waar vroeger dokter Franke praktijk hield (schuin tegenover het huidige Schielandziekenhuis), want dan vertrok de bus naar Rossum in Overijssel. Oorspronkelijk was het verblijf bij de boeren voor zes weken, maar ze zijn langer gebleven.” Het was niet zo dat o.Nol als enige kerngezond was. Hij had de pech dat bij hem de door de honger veroorzaakte vochtophoping zich vooral in zijn gezicht manifesteerde, waardoor hij ‘een gezonde bolle kop’ leek te hebben. T. Ton vertelt verder: “overigens is Nol later nog wel bij Theo en Henk op bezoek geweest.” Dat het bezoek aan die boer indruk heeft gemaakt, moge blijken uit het feit dat o.Nol tegenwoordig nog steeds de naam van die boer kent: boer ’Koenen’. Ook t.Ton mocht op een gegeven moment nog naar de boeren toe. T. Ton: “later mocht ik met een bus vol andere kinderen naar Luyksgestel in NoordBrabant. Dat was wel een deftige boer. Hij bezat behalve de boerderij ook nog een café en een manufacturenwinkeltje.” (redactie: voor de jongere lezers: in zo’n winkel worden klosjes garen, stoffen, etc. verkocht.) T.Ton: “het was niet helemaal vakantie; ik moest wel meehelpen en bijvoorbeeld afwassen. Niet zo lang geleden ben ik tijdens een autoritje met je vader er nog langsgereden. Met de jongste zoon van die cafébaas heb ik toen nog even gesproken. Vele anderen zijn inmiddels overleden.”

Een ander gezinslid heeft de gevolgen van de oorlog niet overleefd. Petertje, zoals mijn moeder hem steeds noemt, werd 2 januari 1944, midden in de hongerwinter, geboren en heeft nooit veel weerstand kunnen opbouwen. In december 1945 is hij gestorven. T. Ton: “In december leed Petertje aan difterie (redactie: een slijmvliesontsteking in o.a. het strottenhoofd). De ziekte verergerde zich tot (pseudo)kroep, waardoor een vernauwing bij het strottenhoofd ontstond en hij bijna geen adem meer kon halen. Op een gegeven moment was een spoedopname noodzakelijk, maar die heeft helaas niet meer kunnen baten. Oma zat aan het bed van Petertje toen hij na enkele uren tenslotte stikte.” Ook de tweeling kreeg enige tijd later pseudokroep. Het is te begrijpen dat op dat moment bij Oma de paniek toesloeg. T. Ton: “Oma heeft toen erg in angst gezeten. Eerst werd Jan opgenomen, en na zijn ontslag uit het ziekenhuis moest Chris zich in het ziekenhuis laten behandelen. Allebei hadden ze het heel benauwd en lagen ze aan de kroepketel om middels stomen de ontsteking de baas te worden. Gelukkig heeft de tweeling het wel gered.”

In de volgende Wijd Vertakt weer een nieuwe aflevering!

Henry